1998
Als 36-jarige herbetreden van de computerwereld, kan dat wel?
Zo’n 20 jaar geleden ontdekte men dat ik talent had voor informatica. Een baan bij Big Blue werd me al snel aangeboden, ook al had ik eigenlijk nog nooit een computer van dichtbij gezien. Het leek me echter afgrijselijk; de hele dag naar zo’n scherm staren en vreemde tekens intikken, ik wilde leven! Niet als een automaat tussen de andere nette pakken rondlopen en technobabbels uitwisselen met collega-levende-doden.
Tien jaar later, werkte ik als invalkracht bij een computerbedrijf; ik moest TRS80 machines aan de praat zien te houden, uitbreiden met een Winchester schijf van 20 MB, etc. In die tijd werd er nog veel gesoldeerd in computers.
Echt leuk vond ik het nog steeds niet: al die achterlijke DOS-commando’s, je werd bovendien voor dom aangezien als je liep te kankeren op die stomme computer die nooit begreep wat je wilde, iedereen beschouwde het als vanzelfsprekend dat de mens zich aan de nukken van de door hem ontworpen machines moest onderwerpen. Dat maakt de computer toch redelijk uniek dacht ik zo, voor welke andere technische ontwikkeling is men ooit bereid geweest zo diep door het stof te gaan?
Een jaar of vijf geleden kwam ik voor het eerst in aanraking met WordPerfect, wat een baggerzooitje was dat! Meestal zat ik, na een kwartiertje razen en tieren, botweg met het toetsenbord op de monitor te timmeren, als je het echter waagde een opmerking over die fijne computer en zijn programmatuur te maken kreeg je te horen dat je anders maar een typemachine moest gaan gebruiken, de sekte der ingewijden had niets dan minachting voor zo’n proleet als ik.
Voorjaar 1997, in de Waag te Amsterdam maak ik kennis met Internet, ik ga op zoek naar antwoorden op voor mij dringende vragen, dwaal rond in de Digitale Stad, ontdek, voor mijn gevoel althans, het universum, en mijn vriendin is voor de eerste keer chagrijnig omdat ik niet meer achter de computer vandaan wens te komen.
Binnen enkele maanden heb ik een tweedehands PC op de kop getikt, direct een XS4all abonnement erbij en de lol kan beginnen. Ik heb alle vertrouwen in dat mooie Windows 95 dat alle grieven die ik vroeger tegen computers placht te hebben lijkt weg te nemen. Ik wil direct het geheugen uitbreiden en een CD-romspelertje monteren, nog steeds in de veronderstelling verkerend dat computers tegenwoordig volwassen producten zijn, waar een logisch denkende geest geen problemen mee hoeft te hebben.
Ik plaats het geheugen in de Simm-voet en start opnieuw op….
Niets, helemaal niets, ik schakel uit, check nog ‘ns of ik dat kaartje goed gemonteerd heb, probeer het nog eens, nop, niente, nada, niks. Ander kaartje gehaald, weer niks, uiteindelijk na drie keer heen en weer fietsen lukt het: ik heb 16 echte MB’s!
De CD-romspeler blijkt goed voor een dag of twee verwoed knutselen; ik leer dat het niet vanzelfsprekend hoeft te zijn dat installatiesoftware dusdanig compleet is dat je er ook nog eens echt iets mee kunt installeren! Nee, die floppy’s die je bij je dure apparaat krijgt zijn alleen bestemd om een flink kwaaie brief naar de fabrikant op te zetten!
Mijn weerzin tegen computers begint alweer aardig terug te keren, maar toch heeft het beest me in zijn macht, ik zit van s’ochtends vroeg tot diep in de nacht alle ins en outs van Windows te leren, de wereld buiten is slechts illusie, dit is de ware wereld: een constante dialoog in enen en nullen tussen mij en de machine.
Tijdens die eerste week zie ik helemaal niemand en neem slechts met grote tegenzin de telefoon op, en dan…
Probeer ik de harde schijf te comprimeren om nog wat ruimte te winnen, het is al laat, ik heb eindelijk het gevoel dat ik het beest de baas begin te worden, en daar is ie dan: de eerste heftige crash!
Ik kan wel janken; alles is weg. Ik ga de hele nacht door met dingen proberen, uiteindelijk sta ik ‘sochtends om kwart voor negen in de regen te wachten tot de computerwinkel open gaat, ik voel me en ik ben, vanaf dat moment, een junk, er is geen enkel verschil tussen mij en de hoeren achter het Centraal Station.
Ergens in de loop van de dag daarop lukt het me om weer een functionerende computer tot mijn beschikking te hebben, ik slaak een zucht van verlichting.
Drie maanden later maak ik mijn eerste website, lees nog steeds alles wat los en vast zit over computers, schud meewarig mijn hoofd als ik een leek iets hoor beweren en beschouw mezelf toch al een beetje als een oude rot in het vak.
Over enkele weken bezit ik die computer een jaar, er zijn er, in dat jaar, nog twee bij gekomen, ik blijk ongeveer 8000,- aan computers uitgegeven te hebben in die tijd.
Ik kan me geen leven zonder computer meer voorstellen, het is wel degelijk een enorme verrijking van mijn leven, ik heb veel contacten kunnen leggen, kan eindelijk een fatsoenlijke brief schrijven, ik kan faxen, inloggen op de computer die ik op mijn werk heb staan, surfen, E-mailen, spelletjes spelen, de administratie bijhouden, naamkaartjes ontwerpen en noem maar op.
Soms betrap ik mezelf er op dat ik geobsedeerd ben: s’ochtends zet ik eerst de computer en daarna de espressomachine aan. De arme poes is pas als derde aan de beurt. Als er weer eens iets niet werkt laat het me niet los tot ik het opgelost heb, ook al betreft het vaak onbeduidende zaken, ik moet perse weten hoe het zit en voel me dan onvermoeibaar, ook al zie ik er uit als een lijk en begin ik zo enorm veel te roken dat die computer, indirect, mijn dood nog eens wordt.